Respiratoire kinesitherapie

Ademhalingskine bij zuigelingen en jonge kinderen gebeurt meestal door een combinatie van één of meerdere technieken. De rol van de respiratoire kinesitherapie bestaat erin de medische behandeling te ondersteunen. Daarom wordt in samenspraak met de arts de medicatie juist voor of na de behandeling gegeven.

  • Thoraxaandrukkingen: bij zuigelingen en baby’s kan de therapeut de thorax met beide handen omsluiten. De druk die wordt uitgeoefend gebeurt geleidelijk, volgt de anatomische beweging van de thorax en de ademhaling en zorgen zo voor een betere uitademing.

  • Geassisteerde (autogene) drainage: deze techniek is gebaseerd op het principe van de autogene drainage. Ook hier tracht men maximale expiratoire flows te bekomen in de verschillende generaties luchtwegen door aangehouden thoraxaandrukkingen. Bij het bepalen van ademniveau baseert de therapeut zich op tactiele en auditieve feedback om te bepalen waar het mucus zich bevindt en houdt hij dit niveau aan.
  • Bouncing: de therapeut, gezeten op een grote zitbal, neemt de baby of het kind op de schoot waarbij de onderarmen de flanken en de handen de thorax omsluiten en maakt ritmische op- en neergaande bewegingen. Deze techniek heeft een relaxerend effect op de baby en versterkt tijdens de neerwaartse beweging de expiratoire stroomsnelheid zodat de slijmen gemakkelijker naar boven komen en opgehoest kunnen worden.